Mana barnoota fi - Onderwijs en mentaliteit - Reisverslag uit Lalibela, Ethiopië van Frits Los - WaarBenJij.nu Mana barnoota fi - Onderwijs en mentaliteit - Reisverslag uit Lalibela, Ethiopië van Frits Los - WaarBenJij.nu

Mana barnoota fi - Onderwijs en mentaliteit

Door: Frits

Blijf op de hoogte en volg Frits

26 Juli 2010 | Ethiopië, Lalibela

ELIP Workshops for Primary Teachers
Training voor leerkrachten Engels is broodnodig, waar m.n. kunde gemist wordt op lesmethodes en planning en er een gebrek is aan Engelse taalvaardigheid. Om die reden hebben wij, het viertallig VSO team, een serie workshops georganiseerd vanaf februari tot en met eind mei. Deze trainingen richtten zich op het vaardig worden in het gebruik van verschillende lesmethodes –en technieken. Daarnaast werd er in een tweede sessie aandacht besteed aan het verbeteren van de Engelse taal. In de zevende en laatste bijeenkomst hebben we heuse ELIP certificaten uitgereikt met daarnaast hand-outs met de door de sessies heen aangeboden ‘songs and games’. Verder hebben we, omdat er extra geld beschikbaar was, boeken uitgereikt voor iedere school. Zo hebben we een zo volledig mogelijk programma aangeboden dat beantwoordde aan de behoeften van iedere deelnemer. Het klinkt leuk en aardig, maar wat er allemaal bij kwam kijken…
- Allereerst was er het contact met de tien scholen in de directe omgeving van Nekemte. In de tweede week van februari heb ik alle scholen hoogstpersoonlijk bezocht, omdat de andere vrijwilligers wegens verplichtingen elders waren. Direct contact, face to face, is de enige wijze waarop we konden bereiken dat we vanaf het begin een acceptabele opkomst zouden hebben. Een simpel telefoontje in het Engels was zonder meer tijdbesparend geweest, maar vooral weinig succesvol. Gedurende mijn gesprekken met de ‘head of department’ werd de opzet van het programma uitgelegd, peilden we de behoeften en werd er vervolgens een uitnodigingsbrief uitgedeeld. Bij het uitnodigen van deelnemers werd er een aantal criteria toegepast waarbij we doelden op gemotiveerde leerkrachten die of hun Engelse vaardigheid of hun methodieken wilden laten bijscholen. Vervolgens werden deze kandidaten in overleg met de ‘head of department’ geselecteerd. Het vereiste veel ‘sensitive communication’ in deze beginfase, duidelijk werd dat het ‘upgraden’ van het Engels prioriteit had. Met het lopen van school naar school veranderde mijn ‘working day’ in een ‘walking day’ met als resultaat: twee dagen spierpijn en een verbrande neus.
- Vervolgens begon het onderhandelen met de Teacher Trainer College, de City Education Office en VSO om een budget te krijgen voor het financieren van de uitgaven. Hierbij wilden we het hoogst noodzakelijke kunnen bekostigen en daarbij de deelnemers zoveel mogelijk tegemoetkomen in hun onkosten. Wat dit laatste betreft vonden we het een voorwaarde om hun reiskosten te dekken, hen te voorzien in wat lekkers tijdens de pauzes en kantoormaterialen (pen en notebook) aan te schaffen. Na het uitwerken van het concept en het opstellen van de begroting werd duidelijk dat zowel het onderwijsbureau en de Teacher Trainer College hun budgetten al hadden uitbesteed en het dus aankwam op ondersteuning van onze organisatie. Wel zegde de TTC toe gebruik te kunnen maken van haar accommodatie en middelen. Gelukkig hebben we een goede relatie met onze ‘programme manager’ van VSO en was het binnen enkele dagen geregeld. Overigens hebben we de kosten voor de eerste sessie wel zelf voorgeschoten, waarna we het geld konden terugvorderen. Uiteraard, zo zie ik de lezer denken, we hadden kunnen wachten tot het budget beschikbaar was, maar kijkend naar de opzet van het programma was er sprake van tijdsdruk. Bovendien, zo ben ik overtuigd, vergrootte het starten van de workshops ook de noodzaak tot financiering en dat pakte dan ook als zodanig uit.
- Eenmaal begonnen met de workshops kwamen we er in onze tweede bijeenkomst achter, toen het aantal deelnemers was gezakt van 36 naar 22, dat een groot deel van onze leerkrachten teleurgesteld was dat er geen ‘per diems’ werden uitgedeeld. Dit zijn zogenaamde geldbedragen die dienen ter compensatie van tijd of maaltijden en die kunnen oplopen tot zo’n 70 Birr (zo’n €5,-) per dag. En aangezien de TTC zelf altijd ‘per diems’ verstrekt bij het organiseren van workshops en trainingen was deze verwachting sterk aanwezig, des te meer omdat deze ELIP workshops werden georganiseerd door mensen met een wit gezicht. Toen we vervolgens onze vice-dean verzochten om aan onze deelnemers duidelijk te maken dat we deze ‘money gaining mentality’ niet zo stimulerend vonden en hij hierop inging, werd een deel van de participanten nog pissiger. In een goed groepsgesprek tijdens de derde bijeenkomst werd mij verteld dat vooral de manier waarop de vice-dean hen toesprak niet werd gewaardeerd. Uiteindelijk ben ik toen verder in gesprek gegaan met deze groep en werd vooral duidelijk gemaakt hoe deze trainingen qua financiering in elkaar zaten, dat we de leerkrachten in alles wilden compenseren, maar dat we vooral geen ‘per diems’ verstrekten omdat mensen dan om de verkeerde redenen aanwezig zouden zijn. Niet voor niets doelden we er vanaf de beginfase op om gemotiveerde mensen te werven voor deze bijeenkomsten. Deze transparantie en westerse stelligheid werden uiteindelijk positief beantwoord en leidde er wellicht deels toe dat we vanaf toen goed gemotiveerde leerkrachten hadden die het grootste deel van de workshops enthousiast meededen. Zij die wel afvielen zorgden er bovendien voor dat er uiteindelijk extra geld beschikbaar kwam voor het ontwikkelen van certificaten en aanschaffen van boeken. Een ander leuk gegeven is, is dat we na het volbrengen van onze workshops zijn benaderd door een directeur van een ‘community project’ van de universiteit van Wolega in Nekemte om in het volgende jaar een gelijkend programma op te zetten voor leerkrachten in gebieden in Wolega. Ondanks dat we duidelijk hebben aangegeven dat trainingen weinig succesvol zullen zijn als er geen sprake is van continuïteit, zijn we bereid om ons hier volgend jaar voor in te zetten, mits bepaalde voorwaarden als transport, verblijf en maaltijden goed worden ingevuld.
Rightful excuses: having personal problems
Het is een interessant fenomeen in Ethiopië, de excuses die worden gemaakt indien men niet kan voldoen aan de professionele verplichtingen. Als men gevraagd wordt waarom men te laat is of een bijeenkomst niet heeft bijgewoond, zal altijd gerefereerd worden naar een bepaald persoonlijk probleem. Om een impressie te schetsen het volgende voorval: bij een bezoek aan basisschool Jaatoo kom ik erachter dat één van de leerkrachten die ik eigenlijk zou observeren wel aanwezig is, maar zijn tijd op een hele andere manier gebruikt. Samen met een groep van 10 leerlingen, die stuk voor stuk ook gewoon in de klas zouden moeten zijn, wordt er hout verzameld. Als de betreffende leerkracht gevraagd wordt naar het doel van dit tafereel, wordt me verteld dat zijn keukenhuisje de nacht ervoor ingestort is en dat hij dat graag zo snel mogelijk repareert. Want wat zou er gebeuren met al het materiaal als het ineens zou gaan regenen? Even voor de goede orde: we bevinden ons op dat moment ergens in april en het heeft dan sinds november niet meer geregend. Als ik hem vervolgens vraag waarom hij niet wacht tot de middag en dan een aantal welwillende studenten vraagt om hem te helpen, vertelt hij me dat hij dan juist mooi tijd heeft om het hele bouwwerk te voltooien. Stom, dat ik daar niet aan gedacht heb! Zijn Ethiopische collega’s, begripvol als altijd, vinden het volledig legitiem dat hij hiervoor vier lessen aan zich voorbij laat gaan, waardoor in totaal zo’n 150 leerlingen geen Engelse les krijgen. Stel het je eens voor in de Nederlandse context: meester Frits heeft een schuur in zijn achtertuin waar hij een lekkage aan geconstateerd heeft. Dat verhelpende neemt hij doodleuk een dagje vrij, doet zijn inkopen bij de Karwei (daar heeft hij namelijk een klantenkaart) en repareert het euvel voor de lunch. ’s Middags heeft hij dan mooi tijd om zijn gazon te maaien en onkruid te wieden. Weer een persoonlijk probleem de wereld uit! Maar mijn ex –en oud collega’s kennende heb ik er dan een hoop persoonlijke problemen bij.
Black days
Inherent aan het werken in een ontwikkelingsland zijn de verschrikkelijke dagen die, zich in mijn geval, zo eens per maand voordoen. Het zijn van die dagen waarin onverwachts alle frustraties zich ophopen en er door pure boosheid geen ruimte is voor relativering. Ik ervaar mijzelf dan als een vervelend persoon, waar bepaalde eigenaardigheden, die latent aanwezig zijn in ieders persoonlijkheid, ineens naar boven komen. In Nekemte heb ik een doeltreffende manier gevonden om abrupt een einde te maken aan alle frustraties, boosheid en zelfmedelijden, maar die licht ik pas toe na zo’n ‘black day’ beschreven te hebben.
Op maandagen bezoek ik basisschool Kibaa Waachaa, alwaar ik verschillende programma’s uitvoer. Eén van mijn belangrijkste werkzaamheden hier is het ontwikkelen van een modelklas voor ‘zero class’, of anders gezegd: de kleuterschool. Dit wordt gedaan in samenspraak met de betreffende leerkracht. Om de verkeerde reden (Engelse vaardigheid) heeft de directeur vanwege dit programma een andere leerkracht voor deze groep gezet, waar zijn voorganger veel meer kennis had van de belevingswereld van deze jonge groep kinderen. De man zelf lijdt al jaren aan een ernstige vorm van, wat ik vermoed, botontkalking en verzuimt om die reden regelmatig wegens verschillende fysieke klachten. De nu geschetste situatie is onveranderbaar. Bovendien heb ik het met de man te doen, die behalve dat hij zijn hoofd en rug inmiddels niet meer onafhankelijk van elkaar kan laten bewegen, een schat van een mens is. Het enige wat ik in deze situatie kan doen is me dienstbaar maken. Deze ochtend loopt het weer eens allesbehalve gesmeerd. Van de leerlingen wordt verwacht dat ze twee letter A’s en twee letter B’s in hun schrift overnemen en dat vervolgens laten controleren door hun leerkracht. Het zijn er zo’n 60, dus het duurt een minuut of tien voordat de leerkracht overal zijn handtekening bij gezet heeft. Bovendien zit hij met zijn rug naar de leerlingen toe en hebben zijn onderdanen bovendien niets te doen. Hun natuur volgend gaan kinderen zichzelf dan vermaken. Er wordt tikkertje en verstoppertje gespeeld in de klas en met materiaal gegooid. Ik kijk het allemaal maar aan, hopende dat de leerkracht zelf adequaat ingrijpt of in ieder geval constateert wat er gebeurt. Twee vijfjarige mannetjes staan tegenover elkaar. De één heeft een springveer in zijn hand en de dop van een pen en de ander niets. Met het oog op gelijkwaardigheid kan dit natuurlijk niet en dus besluit de bezitloze kleuter de ander eens een flinke ‘happy slapping’ klap te verkopen. Voor zo’n klein opdondertje kan hij goed hard slaan en dus wordt het tijd dat meneer ‘forengi’ die blijkbaar voor veel kinderen onzichtbaar geworden is, maar eens ingrijpt. De boosheid in mijn uitval zorgt ervoor dat iedereen binnen de kortste keren weer op zijn plaats zit en dat zelfs de klappenvanger verstomt en stopt met huilen. Machteloosheid heerst in mijn gevoel, deze situatie van wanorde is onomkeerbaar. Wat voor illusies heb ik me gemaakt te denken dat dit een modelklas zou kunnen worden, een voorbeeld voor anderen? Ik pak mijn rugtas op en verlaat het lokaal, dan al beseffende dat ik in het nagesprek weinig ruimte zal laten voor relativisme of zoet gefaciliteer. Vijf minuten later, eenmaal in gesprek, wordt in een rechtlijnig gesprek uitgezet waar het allemaal aan mankeert en dat een gebrek aan flitskaarten of het hoge aantal leerlingen geen argumenten zijn voor deze chaos. Hoe goed ik mijn terechte boosheid ook denk te hebben omgezet in een sterk onderbouwd verhaal, ik weet dat geen enkel woord uiteindelijk aangekomen is, simpelweg omdat het niet goed verpakt was. Ik besluit om mijn programma voor deze dag elders voort te zetten, nu alle frustraties samengekomen zijn en tot een ontploffing hebben geleid.
Lopend naar één van de twee rotondes die Nekemte rijk is, vloeien mijn gedachten weg bij het zien van alle armoede die dit straatbeeld rijk is. Allereerst een duidelijk gestoorde man die op het midden van de weg loopt en tegen een platgetrapt blikje schopt. Bij een tweede keer kijkt hij het blikje na en neemt hij een karatehouding aan. Daarna wordt het blikje opgepakt, hij besluit eraan te likken en loopt ietwat schichtig weg in de hoop dat niemand hem heeft zien weglopen met deze eerlijk gevonden schat. Nog wat verbaasd over dit eerste voorval loop ik door de ‘begging street’, een gedeelte waar zowel het postkantoor als de bank gevestigd zijn. Hier bevindt zich een flinke concentratie bedelaars, waaronder een vrouw van ongeveer mijn leeftijd. Zij ligt met ontbloot bovenlijf tegen de stoeprand aan te slapen met haar baby tegen zich aangeklemd. Een oudere peuter zit rechtop op een kleedje waar wat muntgeld op ligt. Even verderop zit de volgende bedelaar, een man die beide benen mist en slechts voor één van de twee een prothese heeft. Ik merk dat het absorberen van deze beelden een verhelderende uitwerking op me heeft. De wetenschap in Ethiopië te zijn, één van de armste landen ter wereld, doet me beseffen dat ik iedere dag weer dankbaar mag zijn dat ik mijn bescheiden bijdrage mag leveren aan de verbetering van het leven hier en dat mijn uiteindelijke verblijf hier slechts van tijdelijke aard is. Het klinkt heel cru, maar ik zou met geen enkele Ethiopiër willen ruilen. Los van materiële behoeften is het vooral een gebrek aan het vervullen van je lotsbestemming dat me zou opbreken en demoraliseren. Hiermee doel ik op het gebrek aan perspectieven door gevangen te zijn in een web van armoede, familieverplichtingen, onwetendheid en ziekte. Lopen door ‘begging street’ is sindsdien een remedie geworden voor mijn zelfbeklag en geeft me een enorm gevoel van vrijheid. Ik ruik een toekomst van mogelijkheden.
Impoverishment of education
De samenwerking met leerkrachten in Nekemte is erop gericht om middels het instrument Continuous Professional Development (CPD) kwaliteitsverbetering van het basisonderwijs tot stand te brengen. CPD meet de sterktes en zwaktes van een individuele leerkracht, een departement of van de gehele school en biedt vervolgens mogelijkheden om een zwak punt gericht aan te pakken. Zo hebben we in het afgelopen jaar bijv. gekeken naar hoe we leerlingen kunnen motiveren voor wiskunde gelet op de Ethiopische kerndoelen voor dit vakgebied of hoe we binnen de compound van een school meer inkomen kunnen werven om daarmee de allerarmste studenten te kunnen ondersteunen, zij het door het beginnen van een winkeltje of door de aanleg van een tuin. Kortom CPD is breed en heeft zich succesvol laten blijken in de praktijk en draagt dus bij aan de kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Daartegenover zijn er veel ontwikkelingen gangbaar binnen het onderwijs in Ethiopië die minstens zo destructief zijn voor de kwaliteit ervan:
- Het opleiden van leerkrachten geschiedt via het ‘lowest mark system’. Dit houdt in dat de zwakste studenten na grade 12 (prepatory school) in aanmerking komen voor het beroep leerkracht basisonderwijs. Omdat het algemeen bekend is dat alleen de dommeriken naar de Teacher Trainer College gaan, zal de motivatie onder hen niet hoog zijn. Bovendien is het onderwijsklimaat op deze instituten weinig competitief en het slagingspercentage veel te hoog, iets wat het uiteindelijke functioneren van deze toekomstige leerkrachten niet ten goede komt. Studenten met hogere eindlijsten zijn geschikt voor andere typen onderwijs, waaronder de universiteit. Indien er mogelijkheden zijn voor een studie aan de universiteit wordt door de overheid bepaald welke vervolgstudie je gaat volgen en wat de plaats van bestemming wordt. Het is dus sterk afhankelijk van je eindlijst en de arbeidsmarkt. Studenten die niet in aanmerking komen voor een universiteit, kunnen naar een ‘private college’ om daar een studie naar keuze te volgen. Nadelig gevolg hiervan is dat er geen regulatie is door de overheid en dat er uiteindelijk te veel afgestudeerden zijn voor richtingen waar geen arbeidsmarkt voor is. Zo is onze ‘guard’ afgestudeerd in ‘laboratory education’, maar wacht (let op: dit betekent dus niet actief solliciteren) hij al jaren op een baan.
- Leerkrachten met meer kwaliteit en onderwijservaring worden doorgaans in meer stedelijke regio’s geplaatst en de ‘lower achievers’ in rurale gebieden, wat dus in de praktijk betekent dat juist de plattelandsbewoners die zoveel meer behoefte hebben aan scholing het onderspit delven. Dit heeft in indirecte zin ook weer migratie tot gevolg, wat weer grote nadelige gevolgen heeft voor de stedelijke gebieden daar er te weinig werkgelegenheid is en de armoede en vermoedelijk ook de criminaliteit toenemen.
- Binnen de schoolcultuur wordt het normaal gevonden wanneer er iemand wordt weggeroepen van zijn klas als er iemand langskomt met een bepaalde status. Als er een hoge pief onaangekondigd langskomt en vertelt dat hij met deze of gene moet praten, dan laat deze of gene zijn klas achter. Dit ondermijnt de importantie van het lesgeven in algemene zin. Overigens is het ook een privilege van mij als ‘forengi’ geworden dat leerkrachten werden weggeroepen. Juist daarin heb ik vaak het principe moeten tonen dat een leerkracht prioriteit moet geven aan zijn contactgebonden uren, zeker als iemand onverwacht zijn aandacht denkt te kunnen opeisen.
- Leerkrachten basisonderwijs kunnen drie verschillende kwalificaties hebben. Met een diploma zijn ze bevoegd tot het lesgeven van grade 1 tot en met 4 en geven ze les in alle vakken. Met een certificaat wordt er lesgegeven in grade 5 tot en met 8 binnen een bepaald vakgebied. Deze leerkrachten hebben een hogere status en een beter salaris dan diplomahouders. Ten slotte zijn er leerkrachten die via een universitaire studie een graad bemachtigen en daarmee hoofd van een departement worden, kunnen solliciteren naar de functie van directeur of op het middelbaar onderwijs kunnen werken. Het ‘upgraden’ van de opleidingsachtergrond is van essentieel belang, omdat je daarmee financieel onafhankelijker wordt en perspectieven creëert voor interessantere onderwijsfuncties. Promotie binnen het onderwijs is echter niet alleen afhankelijk van de opleidingsachtergrond. Indien dit via het onderwijsbureau plaatsvindt wordt er met een bepaalde prioriteit gekeken naar de politieke voorkeur, ofwel: indien men geen lid is van de regerende partij, vindt er geen promotie plaats. De consequentie hiervan is dat alleen regeringsgezinde leerkrachten de bekende ladder kunnen beklimmen en dat andere criteria waaronder: kwalificatie, onderwijservaring en expertise worden gedegradeerd. Naast het demoraliserende effect heeft dit een enorm negatieve impact op de invulling van verschillende onderwijsfuncties.
- De essentie van onderwijsdiscussies wordt vaak verkeerd benaderd. Zo ben ik eens uitgenodigd op basisschool Daaloo waar men de behoefte uitsprak verder te willen met het leerconcept ‘active learning’. Omdat ik hier inmiddels aardig in thuis ben geraakt en genoeg ideeën heb om dit te faciliteren heb ik samen met een Ethiopische collega een bijeenkomst georganiseerd, waarbij één van onze sessies zich richtte op het vraagstuk van de rangschikking van het meubilair. Een felle discussie was het gevolg tussen twee groepen waarbij enerzijds het standpunt verdedigd werd dat het noodzakelijk is om de meubels in groepen te organiseren en de tegenpartij vond dat ‘active learning’ evengoed mogelijk was in een opstelling van rijen. De felheid van de discussie, die overigens in Afaan Oromo plaatsvond, maakte duidelijk dat men dit onderwerp erg belangrijk vond, maar tegelijkertijd werd er een grote waarde toegekend aan de groepsopstelling, waarbij de wijze waarop het meubilair gearrangeerd wordt een te cruciale rol speelt. Dergelijke discussies dagen me uit om leerkrachten te doen nadenken over alle voor –en nadelen en daarmee ook over mogelijke compromissen.
- Een chronisch gebrek aan kennis van onderwijsmethoden leidt ertoe dat leerkrachten, zelfs op universitair niveau, nog steeds uitgaan van leerkrachtgestuurd onderwijs. Hier wordt vooral gebruik gemaakt van de ‘chalk and talk method’ en zijn het de studenten die de wijsheid van de leerkracht mogen overpennen. Vragen stellen is uit den boze en bekritiseren is in deze context ondenkbaar. Mijn collega Richard die op de universiteit in Nekemte werkt, heeft over deze manier van onderwijzen wel eens gezegd dat de opvatting heerst dat studenten lege bakken zijn waar een hoop kennis in moet worden gegooid. In het basisonderwijs heb ik gelukkig een hoop voorbeelden gezien van collega’s die met minimale middelen in een klas van 60 a 70 leerlingen prima onderwijssituaties kunnen creëren. Dat zijn de mensen die ik binnen mijn werkzaamheden naar voren haal en waar mogelijk als inspiratiebron gebruik voor andere collega's.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Frits

Actief sinds 05 Aug. 2009
Verslag gelezen: 419
Totaal aantal bezoekers 56060

Voorgaande reizen:

12 September 2009 - 20 Augustus 2011

Sharing skills and changing lives in Ethiopia

Landen bezocht: